Er zijn in de arm twee predelictieplaatsen voor een entrapment van de n. ulnaris;
1. bij passage langs de elleboog = cubitaal tunnel syndroom
2. bij passage door de tunnel van Gyon
1. bij passage langs de elleboog = cubitaal tunnel syndroom
2. bij passage door de tunnel van Gyon
Compressie van de n. ulnaris kan – afhankelijk van de ernst en lokalisatie – sensibele, sensibele en motorische of alleen motorische uitvalsverschijnselen tot gevolg hebben. De ernst varieert van lichte paresthesieën in het ulnaire deel van hand en vingers tot hevige pijn en vrijwel complete uitval en atrofie van intrinsieke handmusculatuur. In dat laatste geval krijgt de hand een vlak uiterlijk en er zal een typische klauwstand van de hand optreden. De m. opponens pollicis, de oppervlakkige kop van de m. flexor pollicis brevis en de twee radiale mm. lumbricales zijn de enige handspieren die dan nog functioneren.
Sensibele stoornissen betreffen pijn, paresthesieën en of anesthesie in het verzorgingsgebied van de zenuw. |
Onderzoek van de cervicale wervelkolom
Eerst onderzoekt men de cervicale wervelkolom. Als nekbewegingen neurologische symptomen in de hand oproepen, ligt het meer voor de hand dat er sprake is van laagcervicale wortelcompressie dan van perifere compressie van de n. ulnaris. De nervus ulnaris bevat vezels van wortel C8 en T1. De lokalisatie van de gevoelde uitstraling kan in het geval van wortelcompressie ongeveer hetzelfde zijn als bij perifere zenuwcompressie.
Thoracic-outletsyndroom
Er wordt onderzocht of sprake kan zijn van thoracic-outletsyndroom. Hierbij worden de arteria en vena brachialis en/of het onderste deel van de plexus brachialis gecomprimeerd. Kenmerkend zijn vasculaire afwijkingen in de aangedane arm, zoals koude bleke handen. Neurologische afwijkingen betreffen vooral sensibiliteitsstoornissen aan de ulnaire zijde van onderarm en hand; in dit opzicht lijkt een thoracic-outletsyndroom op perifere n. ulnariscompressie.
Verder wordt onderzocht of thoracic-outlettesten positief zijn. Mogelijke testen hiervoor zijn de tests van Roos, Adson, Eden en Wright. Men moet zich hierbij wel realiseren dat deze testen vrij vaak een valspositieve uitslag geven.
Eerst onderzoekt men de cervicale wervelkolom. Als nekbewegingen neurologische symptomen in de hand oproepen, ligt het meer voor de hand dat er sprake is van laagcervicale wortelcompressie dan van perifere compressie van de n. ulnaris. De nervus ulnaris bevat vezels van wortel C8 en T1. De lokalisatie van de gevoelde uitstraling kan in het geval van wortelcompressie ongeveer hetzelfde zijn als bij perifere zenuwcompressie.
Thoracic-outletsyndroom
Er wordt onderzocht of sprake kan zijn van thoracic-outletsyndroom. Hierbij worden de arteria en vena brachialis en/of het onderste deel van de plexus brachialis gecomprimeerd. Kenmerkend zijn vasculaire afwijkingen in de aangedane arm, zoals koude bleke handen. Neurologische afwijkingen betreffen vooral sensibiliteitsstoornissen aan de ulnaire zijde van onderarm en hand; in dit opzicht lijkt een thoracic-outletsyndroom op perifere n. ulnariscompressie.
Verder wordt onderzocht of thoracic-outlettesten positief zijn. Mogelijke testen hiervoor zijn de tests van Roos, Adson, Eden en Wright. Men moet zich hierbij wel realiseren dat deze testen vrij vaak een valspositieve uitslag geven.
Inspectie
Vaak is in een vroeg stadium atrofie zichtbaar in de hand. De hand krijgt een typisch vlak uiterlijk en er ontstaat een klauwstand. In geval van langdurige zenuwcompressie is vaak duidelijke atrofie zichtbaar van de duimadductoren
Teken van Wartenberg : bij verminderde functie van de n. ulnaris staat de pink vaak in lichte abductie. Patiënten blijven daardoor geregeld met hun pink achter de rand van de broekzak hangen als zij hun hand in de broekzak willen doen. Dit komt doordat adductie van de pink niet goed meer mogelijk is vanwege uitval van de m. interosseus palmaris III.
Vaak is in een vroeg stadium atrofie zichtbaar in de hand. De hand krijgt een typisch vlak uiterlijk en er ontstaat een klauwstand. In geval van langdurige zenuwcompressie is vaak duidelijke atrofie zichtbaar van de duimadductoren
Teken van Wartenberg : bij verminderde functie van de n. ulnaris staat de pink vaak in lichte abductie. Patiënten blijven daardoor geregeld met hun pink achter de rand van de broekzak hangen als zij hun hand in de broekzak willen doen. Dit komt doordat adductie van de pink niet goed meer mogelijk is vanwege uitval van de m. interosseus palmaris III.
Innervatie
De gehele thenarmusculatuur aan de volaire zijde wordt geïnnerveerd door de n. medianus en heeft als functie om een flexiemoment te genereren over het duimgewricht, zoals bij het uitvoeren van een pincetgreep. De uitzondering op deze regel is de m. adductor pollicis, welke wordt geïnnerveerd door een motorische tak van de n. ulnaris. Deze adductor pollicis is de betrokken bij het adduceren van de duim en is voornamelijk actief bij het maken van een sleutelgreep. Vanwege deze innervatiestructuur staat de volaire thenarmusculatuur bekend als de ‘kenspier’ van de n. medianus en staat de adductor pollicis bekend als de ‘kenspier’ van de n. ulnaris. In de kliniek test men de functie van de n. ulnaris middels het krachtig laten inklemmen van een voorwerp, zoals papier, tussen de duim en wijsvinger middels een sleutelgreep. Indien dit niet mogelijk is en de patiënt dit compenseert middels een pincetgreep, staat dit bekend als het teken van Froment en dient men een (partiële) parese van de n. ulnaris te vermoeden
De gehele thenarmusculatuur aan de volaire zijde wordt geïnnerveerd door de n. medianus en heeft als functie om een flexiemoment te genereren over het duimgewricht, zoals bij het uitvoeren van een pincetgreep. De uitzondering op deze regel is de m. adductor pollicis, welke wordt geïnnerveerd door een motorische tak van de n. ulnaris. Deze adductor pollicis is de betrokken bij het adduceren van de duim en is voornamelijk actief bij het maken van een sleutelgreep. Vanwege deze innervatiestructuur staat de volaire thenarmusculatuur bekend als de ‘kenspier’ van de n. medianus en staat de adductor pollicis bekend als de ‘kenspier’ van de n. ulnaris. In de kliniek test men de functie van de n. ulnaris middels het krachtig laten inklemmen van een voorwerp, zoals papier, tussen de duim en wijsvinger middels een sleutelgreep. Indien dit niet mogelijk is en de patiënt dit compenseert middels een pincetgreep, staat dit bekend als het teken van Froment en dient men een (partiële) parese van de n. ulnaris te vermoeden
Cubitale tunnel syndroom
Tunnel van Gyon
Het kanaal van Guyon is na de elleboog de meest voorkomende lokalisatie van een n. ulnariscompressie. Het kanaal van Guyon bevindt zich tussen de hamulus ossis hamati en het os pisiforme. Direct nadat de zenuw de tunnel is binnengetreden, splitst hij zich in een diepe motorische tak en een oppervlakkige (vooral) sensibele tak. De oppervlakkige tak (de ramus superficialis) bevat niet uitsluitend sensibele vezels: de rami musculares van de ramus superficialis innerveren namelijk de korte spieren van de pink.
Hierdoor ontstaan drie zones, die hierna worden toegelicht. Zone 1 = Betreft de n. ulnaris voordat deze zich splitst in een diepe en oppervlakkige tak. Compressie van dit deel van de zenuw wordt vaak veroorzaakt door een hamulus ossis hamatifractuur of een ganglion. Het gevolg is een combinatie van motorische en sensibele stoornissen. Zone 2 = betreft de ramus profundus van de n. ulnaris: na afsplitsing dus. Compressie van de ramus profundus veroorzaakt motorische uitval van vrijwel alle kleine handspieren. Ook hier is de meest voorkomende oorzaak een fractuur van de hamulus ossis hamati en een ganglion. Zone 3 = omvat de ramus superficialis: na afsplitsing dus. Oorzaken kunnen artritis, een aneurysma van de naast de zenuw verlopende arteria ulnaris of een trombose zijn. Sensibiliteitsveranderingen treden op in de pinkmuis, de pink en de ulnaire zijde van de ringvinger. |
Een compressieneuropathie in deze tunnel kan ontstaan door langdurig steunen van de pols, zoals bij het fietsen/wierennen, vandaar ook wel de naam; 'fietstunnel van Gyon'. Compressie van de zenuw op deze lokalisatie kan leiden tot pijn, sensibiliteitsveranderingen en/of motorische stoornissen.
Soms is sprake van andere oorzaken, zoals een ganglion uitgaande van het pisotriquetrale gewrichtskapsel, een fractuur van de hamulus ossis hamati of pathologie van de – naast de zenuw verlopende – arteria ulnaris.
Soms is sprake van andere oorzaken, zoals een ganglion uitgaande van het pisotriquetrale gewrichtskapsel, een fractuur van de hamulus ossis hamati of pathologie van de – naast de zenuw verlopende – arteria ulnaris.